Ik zie haar vaker dan mijn eigen ouders: mijn ‘bezoekbejaarde’. Zo’n tien jaar geleden kwam ik bij haar over de vloer als vrijwilliger: haar man was pas overleden en ze kon wel wat aanspraak en hulp bij de computer gebruiken. Van het een kwam het ander en vele wekelijkse zondagse bezoeken later stel ik mij nu regelmatig voor als haar mantelzorger.
Er zijn geen kinderen, haar laatste zus is een paar maanden geleden overleden, ergens is er nog een nichtje waar een kerstkaart mee wordt gewisseld. Ze is tevreden in haar seniorenflat, haar krant, het bridgen op de computer, de tv en haar puzzels. Voor een introvert is dat meer dan genoeg.
Lichamelijk mankeert ze van alles, in verband met de pijn van diverse kwalen heeft ze veel pijnstillers. Haar geest is helder en haar wilskracht groot. Maar na bijn 93 jaar begint dat laatste ook te slijten.
Ze is niet gevallen, zegt ze, maar van de rand van het bed gegleden. In ieder geval kon ze niet meer opstaan en heeft ze de nacht op de grond doorgebracht, zoekend naar het persoonsalarm dat buiten bereik lag. Zaterdagochtend werd ze door de thuiszorg gevonden. Nu durft ze niet meer zelf te lopen, bang om weer te vallen. Bang om dan iets te breken. Bang om lang te moeten wachten op hulp: het alarm hangt nu dag en nacht om haar nek maar de aanrijtijd is al snel een half uur.
Zaterdag kijken we het even aan. Zondag bel ik de huisartsenpost maar het is niet urgent en levensbedreigend en ze mogen daarvoor niet komen. De dame aan de andere kant van de lijn verontschuldigt zich er keer op keer voor. En ik snap het wel.
De thuiszorg schakelt tandjes bij, gaat creatief om met zorgmomenten, roosters en personeel. Ze halen haar ’s ochtends uit bed, helpen met aankleden en het in de stoel gaan zitten. Daar krijgt ze haar ontbijt en met een paar glazen drinken vertrekken ze om 8 uur. Om twaalf uur komt iemand om haar naar het toilet te helpen, eten voor haar klaar te maken en dan is ze tot half zeven weer alleen. Dan maken ze een boterham, helpen met uitkleden en naar bed gaan.
Maandagmidag komt de huisarts en ook hij kan weinig doen behalve nog een extra pijnstiller voorschrijven. Ze wil niet weg uit haar huis maar ziet ook wel dat het eigenlijk niet anders kan. De huisarts moet doorverwijzen naar het Sociaal Team van de gemeente – die doen eventuele indicatie. Hij bereid ons voor op een procedure van maanden. Als huisarts heeft hij daar verrassend genoeg geen rol in.
Direct na thuiskomst zoek ik op de website van de gemeente het Sociaal Team op en vul het formulier in voor het maken van een afspraak en druk op verzend. ‘Er is een fout opgetreden’. Dan maar de pdf invullen en emailen. Ik zet voor de zekerheid ‘Spoed’ in het formulier, in de email en in het onderwerp. Om 15.36 druk ik op verzend.
Dinsdag komt de fysiotherapeut, die afspraak stond al van voor de verslechtering. Ik ben er ook want zelf kan ze de deur niet open doen. Hij schrikt van het hele verhaal maar komt meteen in actie. Leert haar goed gebruik te maken van de sta-op-stoel, maakt nog meer ruimte, oefent met lopen en adviseert een voetenbank voor haar zere been.
De thuiszorg belt dat ze het voor elkaar hebben om ’s avonds twee keer te komen: dan kan ze vroeger eten en later naar bed.
Onderweg naar huis ga ik langs de kringloopwinkel en koop de enige voetenbank die ze hebben – soms is het wel zo makkelijk als je geen keuze hebt.
’s Middags bel ik de gemeente: ik heb geen ontvangstbevestiging gehad van mijn mail en wil zeker weten dat we in het systeem zitten. De medewerkster aan de andere kant van de lijn vist mijn mail uit de stapel en belooft het dezelfde dag nog door te sturen naar de afdeling. Ik leg nogmaals uit waarom we haast hebben. Ik krijg een uurtje later een mail dat het dossier is aangemaakt, dat zij officieel pas over twee weken een afspraak kan inplannen en dat ze daarom de afdeling heeft gevraagd of het sneller kan.
Vandaag is het woensdag. Om half twaalf ben ik er weer om de fysiotherapeut binnen te laten en de voetenbank af te leveren. Ze loopt iets beter maar durft dat nog steeds niet zonder iemand in de buurt.
Ik ga naar huis en hoop op een telefoontje van het Sociaal Team. Vergeefs.
Het wachten. Dat is nog het ergste.