Daar ligt ze dan. Haar grootste angst was altijd om in het ziekenhuis terecht te komen en toch ligt ze er nu. Zelf de regie houden is haar heel wat waard, ze is streng voor zichzelf en verzet zich met hand en tand tegen iedere vorm van betutteling en bemoeizorg.
Ze was de laatste tijd wel steeds erg moe, moest tegen haar wil in soms ’s middags even gaan liggen. Toen de koorts kwam gooide ze de handdoek eindelijk in de ring en liet weten dat ze het niet meer redde in haar eentje. De thuiszorg en de dokter kwamen en zo ligt ze nu toch in het ziekenhuis. Ik ben direct gebeld en vind haar nog beneden bij de spoedopname. Ondanks alles heeft ze het nog steeds goed op een rijtje. De thuiszorg heeft van alles meegegeven en ze laat mij als eerste het teveel aan geld uit haar portemonnee meenemen. En ik moet de afspraak met de fysiotherapeut afzeggen voor de volgende dag. Na de de eerste tests mag ze naar de afdeling op de tweede verdieping. Een aardige dokter, veel vragen, testjes en onderzoek later moet ik haar toch alleen laten.
Bij de receptie van de afdeling vragen ze mij nog even haar en mijn gegevens aan te vullen.
“Bent u een kind of kleinkind?”
“Nee,” zeg ik, “ik ben mantelzorger.”
Ze kijkt in het lijstje maar kan die relatie niet vinden.”Ik zie haar iedere week,” vul ik aan. “In feite zie ik haar vaker dan mijn eigen ouders. Haar enige familie is een bejaarde zus die zelf ook bedlegerig is.”
Ze kijkt nog eens bereidwillig naar haar lijstje. “Sorry,” zegt ze. “Het wordt dan toch ‘overig’ ben ik bang.”
’s Avonds is ze toch weer koortsig en ze heeft ook rilaanvallen gehad. Toch vertelt ze precies wat er is gebeurd en heeft ze ook nog aardig benul van tijd. Ze vraagt om de krant en een nieuw puzzelboek.
En ze klaagt dat ze niet goed bij het kastje kan. Ik vraag wat ze dan zoekt. “De muis”, zegt ze. “Ik dacht vanmiddag: laat ik wat met de computer daar doen.” En ze wijst ergens naar de muur boven het het bed tegenover haar. “Maar ik kan niet bij de muis en het toetsenbord.”Ik vertel haar dat haar computer toch echt thuis is en niet hier. Ze wil me graag geloven maar ik zie aan haar dat ze eigenlijk niet overtuigd is.
De volgende dag blijkt de boosdoener waarschijnlijk een fikse nierontsteking. In het infuus zit antibiotica. Ze wil nog steeds graag naar huis maar geeft toe dat het wel heel prettig is om zo verzorgd te worden. En voorzichtig maken we vast de afspraak dat ze misschien wat meer hulp moet toelaten. En ik lijk een lichte opluchting in haar ogen te zien.