Vroeger speelden wij veel buiten. Tot mijn zesde was dat vooral het binnenplein van een flat. Er stonden wat auto’s en er was een speeltuintje met een grote zandbak en wat klimrekken. Toen ik jaren later weer ging kijken was het plein een heel stuk kleiner dan in mijn herinnering. Dat gold ook voor de zandbak en de speeltoestellen trouwens.
Vanaf 1967 woonden we aan de rand van Huizen. Een nieuwbouwwijk met uitzicht op de weilanden. Wat zeg ik, uitzicht: de weilanden begonnen aan de overkant van de straat. Weilanden met koeien, prikkeldraad en sloten en tussendoor liep een klinkerweggetje.
De andere buurkinderen kwamen ook allemaal uit een min of meer stadse omgeving en we gooiden ons helemaal op het buitenspelen.
De huizen achter ons waren nog niet afgebouwd en wij speelden verstoppertje in onafgemaakte schuurtjes, klommen voorzichtig op ladders en steigers en verzamelen losse spijkers. We ‘vonden’ ook wel eens een hele doos met spijkers maar daar mochten we niet meer mee thuiskomen.
De losse spijkers werden wel allemaal bewaard, in oude jampotjes, gesorteerd op grootte. Daar hebben we nog jaren plezier van gehad. Ik maak me sterk dat mijn vader er nog steeds restanten van heeft.
Aan de overkant van de straat stortten we ons op de natuur. We banjerden door de weilanden, plukten boterbloemen, pinksterbloemen en sigaren uit de sloot. We zochten in de sloten naar kikkers, stekelbaarsjes en andere waterbeesten.
In mijn herinnering scheen trouwens ook altijd de zon.
Vorige week kwam ik bij toeval deze foto tegen:
Zoals het binnenplein van de flat bij nader inzien maar heel klein was, zo blijkt de prachtige speelplek in de natuur ook een stuk smeriger dan in mijn herinnering.
En toch was het heerlijk spelen.