Ze werkt en woont op de Willem Arntzhoeve, als verpleegkundige in opleiding. Het is mooi weer, het is zondag en haar nieuwe collega wil wel wat van de omgeving zien.
Ze stappen op de fiets en al pratend gaan ze er op uit. Zelf kent ze de Veluwe goed van de fietstochten vroeger met haar vader en zusje.
Vanaf Den Dolder rijden ze dan ook het bos in, richting zuidoosten. Het is gezellig en er valt heel wat te kletsen. Het fietst lekker over de verharde weg in het bos hoewel ergens vaag een alarmbelletje rinkelt.
Terecht blijkt even later. Twee agenten, een jonge en een oudere, staan plotseling voor hen. Waar ze denken heen te gaan? Hebben ze het bord verboden toegang niet gezien?
Nee, dat hebben ze inderdaad niet.
De jongste agent wil hen beiden arresteren en meenemen, op verboden terrein en ook nog eens zo dicht bij het vliegtuig van de prins! Hij stelt barse vragen en wordt nog zekerder van zijn zaak als haar nieuwe collega alleen Duits spreekt, ze komt net uit Hongarije en hoopt hier op een betere toekomst.
De oudere agent is milder, hij ziet wel dat ze het bord echt niet hebben gezien. Al geeft ze wel toe dat zo’n geasfalteerde weg in het bos een beetje raar is en zich had moeten realiseren dat er iets niet klopte.
De oudere man praat als Brugman en weet zijn collega te overtuigen. Ze mogen gaan.
Ze kijken om zich heen en zien de vliegtuigen staan, dichtbij staat het toestel van prins Bernhard.
Het is 1949 en ze staan midden op het militaire vliegveld Soesterberg.