Iedere zondagochtend praten we samen, de 89-jarige en ik. Over het nieuws, de tv, de computer en vanzelfsprekend ook veel over vroeger.
Ze is opgegroeid in de jaren twintig, dertig van de vorige eeuw als de oudste van twee nakomertjes in een redelijk bemiddeld gezin. Haar vader was een hoge ambtenaar bij de gemeente en ze hadden het goed thuis. Een grote moestuin zorgde bovendien voor groentes, aardappelen, fruit, eieren en kippen. Haar jeugd was er één van liefde, zorg en aandacht.
Gisteren verwoordde ze zoals vaker haar zorg over de veranderende wereld: “Het wordt er niet beter op. Ik maak me wel eens zorgen om de kinderen van nu.” In haar jeugd was het wereldnieuws ver weg, moord en doodslag waren niet aan de orde. Nu wordt ze overstroomd in de krant en op tv met ellende van ver weg en dichterbij. Het wordt steeds meer de boze buitenwereld en ze kan zich slecht voorstellen dat de toekomst er voor iemand rooskleurig uitziet.
Zo kwamen we op vroeger en dan blijkt ook de goede oude tijd zijn zwarte randjes te hebben.
Ze vertelt over haar moeder die moeders van arme gezinnen een handje hielp door de kinderen te eten te geven. Bij haar thuis want een pan soep langsbrengen was niet aan de orde: daar werd gecontroleerd door de sociale dienst en wie eten in huis had, hoefde kennelijk geen steun. De werkeloze onderwijzers die langs de deur kwamen om klusjes te doen. Haar oudere broer die zijn schoenen weggaf aan een kind op school omdat die op blote voeten moest lopen.
De kinderziektes waar niemand wat tegen kon doen. De longontsteking die rondwaarde en heel wat jonge kinderen het leven kostte. De difterie kwam en spaarde ook hun gezin niet: haar jongere zusje van een jaar of vijf kreeg het en werd opgenomen in een speciale ziekenbarak. Maandenlang. Bezoek mocht alleen aan de buitenkant bij het raam, samen met al die andere moeders die zo even met hun kind konden praten. Hopend op de derde negatieve uitslag op een rij, dan mochten ze weer naar huis. De andere kinderen in het gezin mochten intussen niet naar school.
De school waarvoor je trouwens eerst moest zijn ingeënt tegen pokken en bewijs daarvoor leverde je met je pokkenbriefje.
Samen concludeerden we dat het vroeger en nu anders is. Maar wat is nou ‘beter’?