Op een druilerige zaterdag als vandaag is het heerlijk wegdromen in het verleden.
Het begon een paar maanden geleden toen @merootje op Twitter vroeg of ze nog van iemand de groeten moest doen aan Langnek. En zoef, ik zat in herinnering weer in de Efteling.
Volgens mij ben ik er in mijn leven drie keer geweest. Iedere keer in een andere levensfase.
De eerste keer was op schoolreisje met de lagere school, het zal klas vier geweest zijn. Op een woensdag (in mijn geheugen waren alle schoolreisjes op woensdag) ’s morgens vroeg weg met de bus. Lunchpakketje mee en ik had dan altijd luxe witte bolletjes met gebakken ei, verpakt in een papieren boterhamzakje met daar omheen weer een plastic zakje. En een rolletje rang en misschien ook wel een rolletje pepermunt.
Achterin de bus de stoere jongens, voorin de begeleiders. Druk zwaaien met zijn allen naar de ouders op de stoep.
Van de Efteling herinner ik mij vooral de dansende rode schoentjes, de heen en weer zwevende fakir met de tulpen, Hollebollegijs (‘papier hier!’) en de waterlelies. Die laatste vooral omdat het min of meer ondergronds was en donker.
Ik weet niet meer wie deze foto heeft gemaakt maar ik ben er altijd zuinig op geweest. Misschien omdat ik de twee laatste jaren op een andere lagere school heb doorgebracht en dit een herinnering was aan mijn klasgenoten. Dit is het groepje meisjes (over meiden had je het toen niet) waarmee we met een moeder rondgelopen hebben. Ik denk de moeder van Liselotte want haar zusje staat er ook op. Of Liselotte de foto heeft genomen of haar moeder (en dat zij in een ander groepje zat) weet ik niet meer. Het was in ieder geval mooi weer aan onze kleding te zien.
Later heb ik, gelukkig, de namen achterop geschreven. Sommige van hen kwam ik weer tegen op de middelbare school. Daarna ben ik Heidy en Annette nog tegen gekomen toen we zelf al weer kinderen hadden, maar dat is ook al weer lang geleden.
Toch kan je verleden je opeens weer inhalen. In diezelfde klas zat ook Robbie Schram, hij woonde twee straten bij ons vandaan. Begin van dit jaar kwam ik hem opeens weer tegen: ik als lid van de gemeenteraad en hij als directeur van de RMN. Het kan raar lopen.
De tweede keer naar de Efteling was ergens eind jaren zeventig met de man die later de vader van mijn kinderen zou worden. En daarna mijn ex-man.
Van sprookjespark werd het als steeds meer een amusementspark en de Python was toen net geopend. De man wilde daar graag in maar ik niet. De laatste keer dat ik me had laten overhalen om in een achtbaan te gaan zitten was een paar jaar daarvoor op de kermis in Laren. Een houten achtbaan, die piepte en kraakte. En bovendien heb ik een soort van hoogtevrees, voor mij zijn dit soort attracties pure survivalmomenten. Leuk is absoluut anders.
Dus de python ging het niet worden voor mij. Ik bood aan om samen met hem in de rij te gaan staan maar daarna wachtte ik dan wel tot hij er weer uit kwam. Dat vond hij ongezellig dus hij ging ook niet. Maar het was wel mijn ‘schuld’ dat hij het gemist had…
Mijn derde keer, in 1990, was de eerste keer voor mijn moeder en dochter. De laatste was nog net geen vier en mocht nog gratis naar binnen.
Met kinderlijk plezier dwaalden we door de sprookjes. Heel voorzichtig langs de enge, snurkende kok van Doornroosje. Op onze knieën naar binnen gluren bij de kabouters.
Op onze hurken luisteren naar de muziek uit de kabouterpaddestoelen. Uitgebreid kijken bij de zeven geitjes (met jurkjes allemaal want het zijn geen bokjes…) en schrikken van de wolf die voor de deur bleek te staan. Voorzichtig rammelen aan het hekje van de heks van Hans en Grietje en griezelen bij de vuurspuwende draak.
En ademloos kijken naar diezelfde rode schoentjes waar ik een generatie daarvoor ook vol verwondering stond te genieten.
De Efteling is er voor het kind in ons. Laat al die grote attracties maar zitten, als de rode schoentjes maar blijven. En Hollebollegijs. En Langnek. Die absoluut de groeten van mij krijgt. Atijd. Vanuit 1971.